Text aus dem Hauptfenster in Zwischenablage kopieren

Dat. lxxv. capittel.
Die zotte boden niet vele en vraghen
Ter goeder tijd haer last te draghen.
1
DEn goeden boden dese reghele ghescreuen is
2
Nuncie sis verax / tacitus / celer atque fidelis. dat is
3
Bode / weest warachtich / gherasch / ghetrauwe
4
Helende secreet ende zwijghende nauwe
5
Eist dat ghij meer hacht op drijncken dan loopen
6
so moeghdij wel cleydren met bellen coopen.
l i

GW5066_0157_Paris_l1r