Text aus dem Hauptfenster in Zwischenablage kopieren

6
aterem qui custodit mulierem. Hij wascht onghebacken
7
tigghelen die een quaed wijf castien wille ende wachten
8
van misdoene. want ghelijc die tigghelen zomense meer
9
wascht so zij vuulder. ende bemorder werden: also hoe
10
men een boos wijf nauwer wacht zozij meer vut is om
11
quaed te doene. want wij alle gheneghen zijn te doene
12
dat ons verboden is. het is dan zeer lastelic een wijf
13
wel te regiere neende te wachtene. want also Juuena=
14
is seit Adde seram: cohibe: sed quis custodiet ipsos Cu
15
stodes: cauta est et ab illis incipit vxor. dat is Besluut v
16
wijf: ende houdtse nauwe. maer wie sal de bewaerders
17
wachten. die vrauwen sijn scalc ende beghinnen eerst
18
an de dienaers diese te bewarene hebben. Men soude
19
dan eer eenen diepen put met eender cleiner cruken vol=
20
len: dan een quaed wijf van quade wachten nochtan
21
so wiese te wachtene heeft salt hem pijnen. ende zij en
22
zijn niet zot gherekent diese wachten maer daerialoersch
23
op zijn Ende daer om seit Salomon Eccle. ix. Non
24
zeles mulierem sinus tui / ne ostendat super te maliciam
25
doctrine nequam. Ghij en sult dat wijf van uwen scoo=
26
te dat is uwe bedde ghenood / niet te zeer beminnen op
27
dat zij niet en toghe op v de boesheit van harer quaed
28
scalker leeringhen. Maer also god ghebiedt Numeri. v.
29
Heeft de man quaed bemorckelen oft valsche suspicie op
30
zijn wijf: hij zalt gode op draghen.
De leeraer
31
DIe vrouwen wachten vut ialousien
32
Die wachten die vloeyen te somertyen
33
want goede wijuen hem seluen wachten
34
Ende quade om gheen bewaren en hachten.
GW5066_0077_Paris_e7r