Text aus dem Hauptfenster in Zwischenablage kopieren

6
haren beddeghenoote ende wettelicke vrauwe. die zeer
7
mesprijselic zijn / want also Seneca spreect. Patronus est
8
turpitudinis qui crimen celat vxoris. hij es een patroon
9
ende bescudder van onreynicheden die doncuusheit van
10
zijn wijue deckt ende helet ghelatende hem oft hijs niet
11
wiste oft zijnde deelachtich / ende te vreden dat hij ete
12
ende drijncke vanden zonden van zijnen wijue ofte
13
dochtre. want menich man / also Juuenalis scrijft is.
14
Doctus spectare lacunar. Doctus et ad calicem vigilanti
15
stertere naso. dat is. gheleert te ziene op dat verwelfse=
16
le vander cameren ende vergaderinghe vanden balc=
17
ken / diemen in sommighe landen verghult / ende can
18
wel roncken bijden pot van goeden drancke al en slaept
19
hij niet. dat is. zo wanneer men zijn wijf antast / om=
20
helst oft cust zo ziet hij elders waert: oft ghelaet hem
21
oft hij sliepe. de welcke is orsake vanden ouerspele van
22
zijnen wijue ende sal van gode ghepuniert zin ghelijc
23
oft hijt zelue dade ende lichte stranghelicker. Hier van
24
zijn vele exemplen maer elc sietter daghelics meer dan
25
ghenouch.
De leeraer
26
OM dat in huwelicke man ende wijf
27
Hebben twee zielen ende maer een lijf
28
So wie zijn lijf niet en wille besmetten
29
Sal op zijns beddeghenoots reynicheit letten
30
En zal gheen vremde eyeren broeden
31
Noch scockuus ionghen in zijnen nest voeden.
32
Ouerspel zonderlijnghe van ghehuden vrouwen
33
Doet menich broeder zijn suster trouwen
34
Menighen besitten onrechtuaerdich goed:
35
Elc salt beletten / is hij wel vroed.
GW5066_0079_Paris_e8r