Text aus dem Hauptfenster in Zwischenablage kopieren

Dat. ciiij. capittel.
Die werpt een beyn tusschen twee honden
Doet vechten die in vreden stonden.
1
MEn heeft ooc vooren ghesproken vanden ghonen
2
die achter clappen ende yemands goeden name ende
3
fame benemen oft vermindren: maer om dadt een quade
4
zottheit is ende zeer zorghelic / daer nochtans menich men
5
sche hem met besmett: zo ist orborelic datmer dicwijl we
6
der spreect want ouermids dat men also wel ghehouden
GW5066_0206_Paris_o1v