Text aus dem Hauptfenster in Zwischenablage kopieren

8
weilde van haren buuck: dwelc haerlieder scande is. Maer
9
om dat al onse meynighe is meer om deught te leerene
10
dan alleene zonde ende scande te berespene ofte straffene
11
daer om willic eenighe corte leeringhen gheuen: hoemen
12
hem her taflen oft anden disch hebben zal.
13
DIe wille met eeren vroyelic leuen
14
Houde de reghelen vanden wijsen ghegheuen
15
Coope alle dijnck wanneer het tijd is
16
Verdoe na dat zijn landscap wijd is
17
Soecke goed gheselscap ende dat selden
18
wachte hem van spelen ende van schelden
19
Doe zijn spijse ende dranck benedijden
20
wille hem van scympen ende scoppen vermijden
21
Ete bij becompten / drijncken bij maten
22
wat hem te dier is dat sal hij laten.
23
Ende kennen staet in alle zijn saken
24
Niet willende den zot oft heerscap maken
25
Eerbaerlic leuen mach elcken voeghen
26
Hoe wel dat nyemand can elcken ghenoeghen
27
Maer om te doene dat hem betaemt
28
Ende metten rechte leuen ombescaemt
29
En sal hij noch stom zijn / nocht veel spreken
30
Gheen dijnck omsteken gheen vaten breken
31
Gheen beyndren met den tanden knaghen
32
Gheen ghebeten spijse ter scotelen draghen
33
Noch rupsemen noch gheeuwen noch wrijuen noch crauwen
34
Noch drijnckende spijse in den mond behauwen
35
Noch staerlic zien / noch ligghen noch lenen
36
Nocht teghen andre zijne beynen menen
37
Spreke van gode oft dat hem behaghe
38
Ende dancken ten heynde vanden ghelaghe.
o iij

GW5066_0209_Paris_o3r